Acute lymfatische leukemie (ALL)
Kenmerken
Acute lymfoblastaire leukemie (ALL) ontwikkelt zich uit vroege vormen van lymfocyten, een van de belangrijkste typen witte bloedcellen. Genetische mutaties in het DNA van deze voorlopercellen leiden tot een ongecontroleerde productie van onvolgroeide lymfocyten, die geleidelijk de normale cellen in het beenmerg vervangen.
ALL is een zeldzame vorm van kanker, met ongeveer 160 nieuwe gevallen in België in 2020. Hoewel ook volwassenen ALL kunnen ontwikkelen, wordt de diagnose meestal bij kinderen gesteld. ALL is zelfs de meest voorkomende vorm van kanker bij kinderen jonger dan 4 jaar.
Voor de meeste patiënten met ALL is de oorzaak van de ziekte onduidelijk. Er zijn echter verschillende factoren geïdentificeerd die het risico op ALL verhogen, waaronder bepaalde zeldzame erfelijke aandoeningen (zoals het syndroom van Down en Fanconi-anemie), eerdere behandeling met chemotherapie en blootstelling aan straling of benzeen.
Symptomen
De symptomen van ALL kunnen vaag zijn en lijken vaak op andere, minder ernstige aandoeningen. Over het algemeen ontwikkelen de symptomen van ALL zich snel, binnen een paar dagen of weken. Deze symptomen kunnen bestaan uit een algemeen gevoel van zwakte en vermoeidheid, bleekheid, een hoge temperatuur, griepachtige symptomen, gewichtsverlies en de neiging om gemakkelijk infecties op te lopen zoals hoesten of verkoudheid. Patiënten met ALL kunnen ook gevoelig zijn voor bloedingen (bijv. neusbloedingen, gezwollen en bloedend tandvlees, langdurig bloeden uit kleine snijwonden) en blauwe plekken en kunnen last hebben van gewrichtspijn of ademnood. Daarnaast kunnen knobbels door gezwollen lymfeklieren voorkomen in de nek, oksels, buik of lies.
Diagnostische tests
Wanneer ALL wordt vermoed, wordt een bloedtest uitgevoerd om het aantal rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes in het bloed te meten. De meeste patiënten met ALL hebben te veel onrijpe witte bloedcellen (lymfoblasten) en te weinig rode bloedcellen of bloedplaatjes. Hoewel deze bevindingen op ALL kunnen wijzen, is voor een definitieve diagnose meestal een beenmergonderzoek nodig. Hiervoor wordt een beenmergmonster uit het heupbeen of borstbeen genomen en naar het laboratorium gestuurd voor verdere evaluatie van de grootte, vorm en moleculaire en genetische kenmerken van de cellen in het beenmerg. Met deze tests kunnen artsen het exacte ALL-subtype bepalen, wat invloed heeft op de prognose en het daaropvolgende behandelplan.
Daarnaast wordt vaak een lumbaalpunctie uitgevoerd om te beoordelen of de ALL is uitgezaaid naar de hersenen of het ruggenmerg. Gewoonlijk vormt leukemie geen tumoren en daarom zijn medische beeldvormingstests (röntgenfoto's, CT-scans, MRI, echografie) minder belangrijk in de diagnostische work-up van ALL dan voor solide tumoren. Voor sommige patiënten bij wie het vermoeden bestaat dat de ALL zich buiten het bloed en beenmerg heeft verspreid, kan echter beeldvormend onderzoek worden aangevraagd.
Behandelingen
Patiënten bij wie de diagnose ALL is gesteld, moeten zo snel mogelijk worden behandeld. De belangrijkste behandeling voor patiënten met ALL bestaat uit chemotherapie, die meestal in drie fasen wordt gegeven. Het doel in de inductiefase is om de leukemie in een (volledige) remissie te krijgen. Dit betekent dat er geen leukemiecellen meer kunnen worden gevonden in beenmergmonsters. Tijdens de consolidatiefase wordt een korte kuur van intensieve chemotherapie gebruikt om de resterende leukemiecellen in het lichaam te vernietigen. Bij een deel van de patiënten kan een stamceltransplantatie worden gebruikt als consolidatietherapie. De derde fase in de eerstelijnsbehandeling van ALL-patiënten wordt onderhoudstherapie genoemd. In deze fase is het belangrijkste doel om te voorkomen dat de leukemie teruggroeit. Deze behandelingsfase duurt meestal langer (jaren), maar de gebruikte doses chemotherapie zijn veel lager dan in de eerste 2 behandelingsfasen.
Tijdens elke behandelingsfase kunnen patiënten een aanvullende behandeling krijgen om de leukemiecellen in het centrale zenuwstelsel te doden. Deze behandeling kan bestaan uit chemotherapie die rechtstreeks in de vloeistof wordt geïnjecteerd die het ruggenmerg bedekt, of bestralingstherapie van de hersenen of het ruggenmerg.
Bij patiënten met het zogenaamde 'Philadelphia-chromosoom', een genetische herschikking die resulteert in het ontstaan van het BCR-ABL fusiegen, kan een doelgericht middel (bijvoorbeeld imatinib of dasatinib) worden toegevoegd aan de chemotherapie tijdens de verschillende behandelingsfasen.
Sommige patiënten hebben nog leukemiecellen in hun beenmerg nadat ze intensieve chemotherapie hebben gekregen. In deze gevallen wordt de ziekte "refractair" genoemd. Andere patiënten bereiken een remissie maar krijgen later opnieuw leukemiecellen in hun beenmerg. Dit wordt een "terugval" van de ziekte genoemd. Hoewel recidief/refractair ALL over het algemeen moeilijker te behandelen is, zijn er de afgelopen jaren verschillende nieuwe behandelingsmogelijkheden ontstaan. Voor deze patiënten kunnen artsen kiezen voor meer chemotherapie (gevolgd door een stamceltransplantatie als remissie wordt bereikt), doelgerichte therapie of immuuntherapie met bispecifieke antilichamen, antilichaam-drugconjugaten of CAR-T celtherapie. Daarnaast kan inschrijving in een klinische studie worden overwogen.
Ik wil graag informatie verstrekken om de inhoud van deze pagina te verbeteren.