Ga verder naar de inhoud

Antilichamen komen van nature voor in de bloedstroom om infecties te bestrijden. Monoklonale antilichamen (mAB's) zijn vergelijkbaar met normale antilichamen, maar worden in het laboratorium gemaakt. Monoklonale antilichamen zijn gericht tegen specifieke eiwitten die uitsluitend of overmatig aanwezig zijn op het celoppervlak van kankercellen. In een antilichaam-drugconjugaat (ADC) is een mAB gekoppeld aan een chemotherapeutisch geneesmiddel. Het mAb circuleert door het lichaam totdat het het doelantigeen kan vinden en zich hieraan kan hechten, waarna de giftige stof vrijkomt waar deze het meest nodig is. ADC's combineren dus de selectiviteit van een mAb met het celdodende potentieel van chemotherapie.

In de afgelopen tien jaar zijn verschillende ADC's geïntroduceerd in het behandelingslandschap voor verschillende hematologische maligniteiten, waaronder brentuximab vedotin (Adcetris®) voor de behandeling van hodgkinlymfoom en bepaalde non-hodgkinlymfomen, gemtuzumab ozogamicine (Mylotarg®) voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) en inotuzumab vedotin (Besponsa®) voor een subgroep van patiënten met acute lymfocytaire leukemie (ALL).

Ondanks de meer gerichte toediening van chemotherapeutische geneesmiddelen, hebben ADC's ook bijwerkingen. Dit zijn onder andere verminderde bloedtelling, diarree, vermoeidheid, misselijkheid en een verhoogd risico op infecties. Daarnaast hebben de verschillende ADC's ook specifieke bijwerkingen. Zo kan brentuximab vedotin een tintelend gevoel in de vingers of tenen veroorzaken (sensorische neuropathie), terwijl belantamab mafodotin geassocieerd wordt met een specifieke reeks ooggerelateerde bijwerkingen.

Ik wil graag informatie verstrekken om de inhoud van deze pagina te verbeteren.

Andere bloedziekten