Ga verder naar de inhoud

Kenmerken

Folliculair lymfoom (FL) is een langzaam groeiende of indolente vorm van non-Hodgkin lymfoom (NHL) dat ontstaat uit B-lymfocyten. Deze B-lymfocyten zijn een type witte bloedcellen die antilichamen produceren tegen virussen, bacteriën, kankercellen en andere lichaamsvreemde stoffen. De term 'folliculair' verwijst naar het feit dat de abnormale B-cellen in FL zich meestal ontwikkelen in klompjes, of 'follikels' in lymfeklieren.

FL is de meest voorkomende vorm van laaggradig NHL. Het kan zich op elke leeftijd ontwikkelen, maar het komt vaker voor bij mensen ouder dan 60 jaar. In de meeste gevallen is de oorzaak van FL onduidelijk. Er is echter een bewezen verband tussen FL en aandoeningen die het immuunsysteem beïnvloeden, zoals auto-immuunziekten, HIV of het gebruik van immunosuppressieve medicatie na een orgaantransplantatie. In 2021 werden in België ongeveer 200 patiënten gediagnosticeerd met FL.

Hoewel FL bij de meeste patiënten een indolent ziekteverloop volgt, kan het transformeren in een agressiever type NHL, zoals diffuus-groot B-cel lymfoom (DLBCL).

Symptomen

FL groeit meestal langzaam en de symptomen ontwikkelen zich geleidelijk na verloop van tijd. Sommige patiënten ervaren geen symptomen en de ziekte kan worden ontdekt tijdens onderzoeken voor een ander gezondheidsprobleem.

Het meest voorkomende symptoom van FL is een pijnloze zwelling van lymfeklieren. Deze gezwollen lymfeklieren kunnen in elk deel van het lichaam ontstaan, maar komen meestal voor in de nek, oksel of lies. Daarnaast kan FL gepaard gaan met vermoeidheid. Sommige patiënten met FL kunnen ook last hebben van zogenaamde 'B-symptomen', hoewel dit veel minder vaak voorkomt dan bij patiënten met agressievere NHL subtypes. Deze B-symptomen omvatten 's nachts hevig zweten, koorts en een onverklaarbaar gewichtsverlies over een korte periode.

Bij FL-patiënten met beenmergbetrokkenheid (ongeveer 50%) kan een verstoorde bloedcelproductie leiden tot kortademigheid en vermoeidheid, een verhoogd risico op infecties en de neiging om gemakkelijk te bloeden of blauwe plekken te krijgen. FL kan zich ook buiten de lymfeklieren manifesteren ('extranodaal' lymfoom). Afhankelijk van de locatie van deze extranodale manifestaties kunnen patiënten verschillende symptomen ervaren.

Diagnostische tests

Het diagnostische proces voor FL begint met een lichamelijk onderzoek, waarbij de arts lymfeklieren en andere delen van het lichaam palpeert om te controleren op zwelling. De arts beoordeelt ook de medische voorgeschiedenis van de patiënt om een beter inzicht te krijgen in de algemene gezondheidstoestand en eventuele risicofactoren. Als een FL wordt vermoed, wordt een lymfeklierbiopsie uitgevoerd om een definitieve diagnose te stellen. Dit is een eenvoudige procedure waarbij een verdachte lymfeklier geheel of gedeeltelijk uit het lichaam wordt verwijderd en naar het laboratorium wordt gestuurd voor een microscopische evaluatie. Als deze analyse wijst op FL, kunnen aanvullende tests worden uitgevoerd om te beoordelen hoe ver de kanker is uitgezaaid. Dit omvat bloedtests en beeldvormende tests om te zoeken naar tekenen van FL in andere delen van het lichaam (röntgenfoto's, CT, PET, MRI, echografie). Om het exacte subtype van FL beter te karakteriseren, kunnen genetische en/of moleculaire tests worden uitgevoerd op FL-cellen in het bloed of beenmerg.

Behandelingen

Bij patiënten die geen symptomen van FL vertonen, kiezen artsen meestal voor een 'watch-and-wait'-strategie. Dit betekent dat er geen behandeling wordt gestart, maar dat de patiënt nauwlettend in de gaten wordt gehouden om te zien of de ziekte vooruitgaat.

Bij patiënten met een beperkte ziekte kan bestraling van de aangetaste lymfeklieren de ziekte vaak voor langere tijd onder controle houden. Voor patiënten met een verder gevorderde ziekte die symptomen vertonen, bestaat de initiële behandeling meestal uit een monoklonaal antilichaam (bijvoorbeeld rituximab of obinutuzumab) in combinatie met chemotherapie (bijvoorbeeld bendamustine, een combinatie van cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en dexamethason [CHOP]). Als deze behandeling tot remissie leidt, krijgen patiënten vaak aanvullende therapie om te voorkomen dat het lymfoom terugkomt (recidief). Deze behandelingsfase wordt onderhoudstherapie genoemd en bestaat meestal uit monotherapie met rituximab of obinutuzumab. Rituximab kan ook als monotherapie worden gebruikt bij patiënten met laaggradig FL in een gevorderd stadium.

Hoewel de initiële behandeling voor FL meestal effectief is, blijft de ziekte ongeneeslijk en zullen de meeste patiënten uiteindelijk een terugval krijgen. De behandeling voor patiënten met een terugval hangt af van de behandeling die in de eerste lijn werd gegeven, hoe de patiënt op deze behandeling reageerde en hoe snel de terugval optrad. Mogelijke behandelingen voor patiënten met recidief FL (en voor patiënten die niet reageren op de initiële therapie [refractaire patiënten]) zijn rituximab of obinutuzumab alleen, of in combinatie met chemotherapie, de combinatie van rituximab en het immunomodulerende middel lenalidomide (R2), of radiotherapie. Als tweedelijnstherapie leidt tot een goede remissie, kan voor fitte patiënten een stamceltransplantatie worden overwogen. Daarnaast vormen ook bispecifieke antilichamen een veelbelovende nieuwe behandelingsmodaliteit voor patiënten met indolent lymfoom, waaronder FL. Tot slot kan deelname aan klinische studies de mogelijkheid bieden om behandeld te worden met nieuwe therapieën.

Ik wil graag informatie verstrekken om de inhoud van deze pagina te verbeteren.

Andere bloedziekten